De kritiek op de recente en gematigde voorstellen van de Nederlandse regering wordt niet gedreven door onjuiste informatie of paniek, maar door de beschikbaarheid van informatie elders. Nederlands overheidsbeleid staat in schril contrast met dat van omliggende landen. Individuen en instituten ondernemen nu zelf actie.
De COVID-19 pandemie wijst ons op een belangrijke les over de interactie tussen wetenschap en de samenleving waar die wetenschap uit voortkomt. Wetenschappers over heel de wereld hebben bijgedragen aan waardevolle data om besluitvorming te informeren. Echter, zowel de specifieke data die zij verzamelen, als de interpretatie daarvan, zijn constant onderhevig aan debat en heroverweging. Door dit proces wordt kennis geproduceerd, getest en herzien. De manier waarop deze kennis in elk land wordt geïmplementeerd bij het ontwerpen van beleid als quarantaine en social distancing, hangt vervolgens af van iedere specifieke culturele context en de wetenschappelijke consensus die in een regio geldt.
Het algemene beeld is snel aan het veranderen, en politici benadrukken keer op keer hoe lastig het is om ondanks de vele onzekerheden belangrijke besluiten te nemen, met omvangrijke gevolgen. Er wordt ons gevraagd experts te vertrouwen, maar experts in verschillende gebieden stellen verschillende maatregelen voor. Terwijl autoriteiten op het gebied van volksgezondheid zich vooral zorgen maken over het gevaar van onjuiste informatie, zijn zij minder voorbereid op deze uitdaging voor hun autoriteit. Dit is bijzonder duidelijk in Nederland, waar het RIVM relatief laat pas erkende dat mensen ook zonder symptomen de besmetting kunnen verspreiden, en waar de onlangs aangekondigde overheidsmaatregelen veel minder restrictief zijn dan in naburige landen.
Minister-President Mark Rutte deed onlangs een beroep op de “nuchterheid” van de Nederlandse burgers; blijkbaar om de trage reactie en beperkte voorstellen te rechtvaardigen als een geruststellend Nederlandse aanpak. Maar individuen en instituten in Nederland beginnen meer beperkende maatregelen te nemen en bereiden zich voor op een veel langere tijdschaal dan onze leiders hebben aangeraden. Wellicht was het overheidsadvies bedoeld als een eerste stap naar deze bredere veranderingen in de komende weken, maar bij gebrek aan een geloofwaardige strategie van overheidswege, nemen velen dergelijke verantwoordelijkheden al op zich. Een enorme sociale verschuiving is al aan de gang, en dat is iets om trots op te zijn.
Om grotere veranderingen teweeg te brengen zullen we, samen, druk moeten blijven zetten. We weten dat het virus in het bijzonder gevaarlijk is voor oudere mensen en mensen met andere gezondheidsklachten, maar het risico ziek te worden, de hevigheid van die ziekte en de toegang tot behandeling, zullen variëren over alle andere groepen. Ziekte discrimineert wel degelijk, en mensen die aan de marges en in armoede leven lopen groter gevaar en worden minder ondersteund. Er is een dringende noodzaak om deze ongelijkheden nu aan te pakken, aangezien de verspreiding en de hevigheid van de pandemie niet onder controle gebracht kan worden zolang bepaalde segmenten van de samenleving onbeschermd worden gelaten. Het zullen leiders nodig hebben die samenwerken, met ons, om dat te bereiken. En we zullen elkaar moeten helpen, binnen en tussen landen, om onze vooruitzichten in het geheel te verbeteren.
Manon Parry is professor in Medische Geschiedenis en coördineert de Master “Medical and Health Humanities” aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Kijk voor haar vorige post over dit onderwerp hier, of op Twitter @ManonParry1.